Het Wilhelmus (euskaraz: «Gilenena») Herbehereetako nazio ereserkia da. Adituen ustez, munduko ereserkirik zaharrena da, nahiz eta Japoniako Kimi Ga Yoren hitzak (musika ez) IX. mendekoak izan. 1932an ofizial bihurtu bazen ere, bere sorreratik zen herrialdeko de facto ereserkia.

Het Wilhelmus
Jatorria
Sorrera-urtea1572
Ezaugarriak
Hizkuntzanederlandera
TonoaSol maior
Bestelako lanak
MusikagileaAdrianus Valerius (en) Itzuli

Titulua herrikoia da, abesti osoaren titulua Wilhelmus van Nassouwe (euskaraz: «Orangeko Gilen») baita. Abestia Orangeko Gilen I.aren omenez egin zen. Nahiz eta olerkiak hamabost ahapaldi izan, bakarrik 1.a edo 1.a eta 6.a abesten dira.

Musika

aldatu

Doinua frantses soldaduen abestitik dator: "Autre chanson de la ville de Chartres assiégée par le prince de Condé" Gero Adriaen Valeriusek musikariak birmoldatu zuen, eta berriro Walther Boerrek 1932an egokitu zuen.

Hitzak

aldatu

Hitzaren jatorria ez da ezaguna, bai Philips van Marnix, Sint-Aldegondeko jauna, bai Dirk Coornhert olerkariek haren egile direla aldarrikatzen dute, baina oraindik eztabaidan dago.

Hitzek hainbat bitxikeria ditu. Alde batetik, estrofa bakoitzaren lehendabiziko letrek Orangeko Gilen I.aren izena egiten dute antzinako nederlanderaz: Willem van Nazzov, teknika hau erabiltzen duen olerkiari akrostikoa deritzo. Bigarrenik, beste herrialde bat aipatzen duen munduko ereserki bakarra delako. "Den Coninck van Hispaengien / Heb ick altijt gheeert" dio, hau da, "Espainiako erregeari / bizi osorako leialtasuna eman diot".

Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.

In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven,
om land, om luid gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.

Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.

Lijf en goed al te samen
heb ik u niet verschoond,
mijn broeders hoog van namen
hebben 't u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in den slag,
zijn ziel in 't eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.

Edel en hooggeboren,
van keizerlijken stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik, vrij onversaagd,
als een held zonder vreden
mijn edel bloed gewaagd.

Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.

Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wil doch bewaren
den trouwen dienaar dijn,
dat zij mij niet verrassen
in hunnen bozen moed,
hun handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed.

Als David moeste luchten
voor Sauel den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.

Na 't zuur zal ik ontvangen
van God mijn Heer dat zoet,
daarna zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed:
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwen held.

Niet doet mij meer erbarmen
in mijnen wederspoed
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Neerland zoet,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.

Als een prins opgezeten
met mijner heires-kracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht,
die, bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.

Zo het den wil des Heren
op dien tijd had geweest,
had ik geern willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
die alle ding regeert,
die men altijd moet loven,
en heeft het niet begeerd.

Zeer christlijk was gedreven
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
Den Heer heb ik gebeden
uit mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil redden,
mijn onschuld maken kond.

Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
't zal hier haast zijn gedaan.

Voor God wil ik belijden
en zijner groten macht,
dat ik tot genen tijden
den Koning heb veracht,
dan dat ik God den Heere,
der hoogsten Majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid.

Eskualdeko ereserkiak

aldatu

Herbehereetan eskualde bakoitzak bere ereserkia du.



Kanpo-estekak

aldatu